De datering van deze catalogus is al een tijdlang een punt van discussie. Vanwege het kleinschalige aanbod van kleipijpen (393) en het aanbod van houten pijpen werd dit boekje door een aantal verzamelaars gedateerd rond 1920. Deze datering is ook door Francis van Parys gebruikt. Een andere reden waardoor het boekje als vrij laat ingeschat werd is het gebruik van hoge vormnummers bij de kleipijpen. (tot nr.2188). Nadere studie door Don Duco was aanleiding om deze prijscourant te dateren rond 1896. Dit boekje is niet te vergelijken met de catalogus uit 1894 waarin bijna het complete assortiment aan kleipijpen is afgebeeld. Het gaat hier meer om een prijscourant met een beeld van het assortiment op rokersgebied wat beschikbaar was in Parijs in het magazijn op de Rue de Bondy. Zo worden er vele houten pijpen getoond, carottes voor aan de gevel, tabaks- en sigarendozen en zelfs een balans voor het afwegen in ‘le bureaux de tabac’. De prijzen die vermeld staan bij de Gambier kleipijpen komen nagenoeg overeen met die in de catalogus van 1894. Hoe zit het dan met de hoge vormnummers die we tegenkomen in deze prijscourant? Wanneer we de wat onduidelijke tekeningen van deze pijpen goed bekijken blijken het bijna zonder uitzondering de gemonteerde modellen te zijn die we in de catalogus van 1894 tegenkomen op de bladzijden 122 t/m 126 maar dan met lagere vormnummers. De nummering van deze pijpen moet meer als een bestelnummer gezien worden. Zo zien we als voorbeeld de pijp “rose au talon” (nr.1555) in de prijscourant twee keer. In het ene geval in terre blanche met nr.2072, in het andere geval gecalcineerd met nr. 2135. Deze nummering komen we in latere publicaties niet meer tegen.
Op de omslag van deze prijscourant zien we dat er reclame gemaakt wordt voor sigarettenpapier van merk “Riz- la +” en “Goudron la +”. Eerder heeft Gambier overigens ook geprobeerd om sigarettenpapier op de markt te brengen onder eigen naam. (Zie foto) Dat de naam geassocieerd moest worden met de pijpenfabriek blijkt uit de letters die door pijpen gevormd worden.
De Bruyère pijpen van Gambier zijn mogelijk in Lyon gefabriceerd na de overname van de fabriek van Noël Frères in 1890. Zij produceerden namelijk al sinds 1880 houten pijpen. De houten pijpen die Gambier voor het eerst in de prijscourant van 1896 toont komen we sporadische tegen. Ze zijn overigens altijd voorzien van een Gambier merkje. (zie foto).
Enkele andere opvallende dingen die we bij de kleipijpen tegenkomen wil ik nog even opnoemen. De Marseillaises worden aangeduid met “Basque”, een benaming die we eerder in de lijst uit 1858 tegenkwamen. Nummer 939 “Permission de dix heures” wordt afgebeeld met om het gladde steeleind een benen of hoornen mondstuk. Een bekende fantaisie nr.1195 wordt hier “Thug” genoemd in plaats van “Nègre”. Een drietal néogènes met touwtje om het steeleind worden aangeduid met “Neofils”, een benaming die ook gebruikt werd in de lijst uit 1858. Een aparte pagina wordt getoond met “Pipes à nom émaillées”. 12 gladde steelpijpen worden hier getoond waarvan de stelen op verzoek geëmailleerd zijn met de naam van de gebruiker of met een reclametekst. Het is bekend dat er in Parijs ateliers waren die pijpen op verzoek emailleerden. Het lijkt voor de hand te liggen dat er een samenwerking is geweest tussen het magazijn te Parijs en deze ateliers. Een verzoek om een serie pijpen van naam of reclame te voorzien kon dan snel uitgevoerd worden.
View the catalog